Hier mijn lijst met
favoriete filosofieboeken. Omdat ze mooi zijn,
belangrijk, helder of ik ze bijzonder kan
aanraden. De volgorde is chronologisch.
- Faidros, Plato. Een
must. De geboorteplaats van veel centrale
thema's en intuities die het hart uitmaken van
de europese ideeëngeschiedenis. En Plato zelf
toornt hier zelf nog boven uit: nergens is hij
in dit werk de zware metafysicus die later van
hem is gemaakt. Steeds overheerst een lichte,
bijna ironische, toon.
- Ethica Nichomachea,
Aristoteles. Een volgens mij nooit overtroffen
boek over hoe je moet leven. Dat filosoferen
het hoogste geluk brengt wisten we al, maar
toch fijn dat Aristoteles het nog even
onomstotelijk bewijst.
- Kritik der reinen
Vernunft, Immanuel Kant. Waarschijnlijk het
meest invloedrijke en belangrijkste boek uit
de moderne filosofie. Nog steeds tref ik er
thema's en gedachten in aan die hedendaagse
discussies (bijvoorbeeld over religie)
overbodig maken. Mensen die dit boek niet
volledig hebben gelezen mogen zich niet
filosoof noemen.
- Die Konstitution der
geistigen Welt, Edmund Husserl. Heldere en
systematische fenomenologische analyse van het
bewustzijn en de geest. Laat zien hoe we
worden gemotiveerd vanuit het lichaam, de
wereld, betekenissen, vorige motivaties. Maar
ook dat hierin nog zelfmotivatie mogelijk is.
Hierin schuilt dat wat we vrijheid en rede
noemen.
- De opstand der horden,
José Ortega y Gasset. Profetisch boek over de
moderne cultuur en Europa. Nog steeds actueel?
- An essay on man, Ernst
Cassirer. Over de consequenties van het
symbool. De mens is niet alleen maar talig,
hij leeft vooral in virtuele, symbolische
werelden: de alledaagse, de wetenschappelijke,
de mythische, de ethische en de esthetische.
Deze zijn niet tot elkaar te reduceren.
Overtuigend en belangwekkend: het laat de
modaliteiten van de werkelijkheid zien.
- Was ist Metaphysik?,
Martin Heidegger. Aan het eind van de
propadeuse had ik besloten te stoppen met
filosofie. Het leek mij een dor vak waarin
alleen rechtvaardigingen voor wetenschap
werden gegeven. Tot ik dit stuk las. Eindelijk
een denker die het eigen thema van de
filosofie weer centraal stelde en liet zien
dat alleen filosofie het grondeloze van de
conditio humana kan benaderen zonder het
geweld aan te doen. Of ik het hier nog steeds
onversneden mee eens ben vraag ik me af, ik
weet alleen zeker dat zonder Heidegger ik nu
waarschijnlijk advocaat, historicus of
psycholoog was geweest. (Ook hier betwijfel ik
of ik er nu beter aan toe ben).
- Irony, contingency,
solidarity, Richard Rorty. Met name het deel
over irony heeft mij de dogmatische schellen
van de ogen doen vallen. Rorty laat zien hoe
diep het idee in ons verankerd zit dat er maar
één waarheid kan zijn en hoe verraderlijk deze
gedachte is.
- Moderne cultuur, Roger
Scruton. Ik ken geen boek waarin alle, volgens
mij, belangrijke thema's zo helder en zinnig
worden samengebracht: transcendentie en
immanentie; wetenschap, waarheidsvinding en
semantiek; hoge cultuur, lage cultuur en
globale cultuur; ideeëngeschiedenis, politieke
geschiedenis en cultuurgeschiedenis;
modernisme, postmodernisme, esthetica en
Richard Wagner. Zo kan en moet filosofie weer
zijn: een terugkeer naar de intellectuele
hybris van de oude Grieken.
- Externalism, Mark
Rowlands. Dit boek laat zien hoe verleidelijk,
hardnekkig en voor de hand liggend het is om
dat wat we geest noemen te reduceren tot een
ding of iets puur geestelijks, en hoe fout dat
is. Wat we geest noemen zijn volgens Mark
Rowlands processen, die gebaseerd zijn op ons
lijf, onze zintuigen, de hersenen, anderen en
de wereld, maar die daar niet toe kunnen
worden versimpeld. Jaloers makend direct en
helder geschreven.
- Cratylos, Plato.
Verbijsterend boek waarin Plato weer eens laat
zien geen Platonist te zijn. Schijnbaar
achteloos worden er etymologische
bespiegelingen gehouden die pas 2400 jaar
later, na de linguistic turn, ten volle kunnen
worden begrepen. Plato zelf schrikt van zijn
eigen gedachten en maakt zich met ironie uit
de voeten.
|