|
Transcendentie en immanentie
Transcendentie verwijst naar gene zijde van ons
kenvermogen. Het is het "buiten" van ons bewustzijn.
Transcendentie staat tegenover immanentie. Dat ik nu
denk en wat ik denk is immanent (het is mij volkomen
helder dat ik nu denk en wat ik denk) maar waar ik aan
denk, waar mijn denken op gericht is, is altijd in
gedeeltelijke perspectieven gegeven. Ik heb er geen
volledig inzicht in.
Betekenissen van transcendentie:
1. Het tegenover van dat wat ik ervaar. Het an sich waar
ik wel een ervaring van heb maar waar ik geen zekere en
complete toegang toe heb. De dingen zijn op deze manier
"an sich", op zichzelf, onbereikbaar.
2. Het bestaan als algemene term: het zijn van de
zijnden. Een zijnde (een ding) is an sich, heeft een
weerbarstige eigen existentie, maar dát het zijnde
bestaat, bijvoorbeeld in ruimte en tijd als de vorm
waarin dingen zijn, is zelf ook transcendent: we weten
dat de dingen hier in bestaan, maar dit kunnen we zelf
niet direct ervaren, alleen afleiden uit de ervaring en
het ons voorstellen.
3. Mijn activiteiten als persoon: mijn overwegingen,
wensen, gevoelens, opvattingen en handelingen. Ook deze
ervaar ik (en zijn door anderen te ervaren). "Ik" ben
actief in deze verschijnselen (ik kan er toe besluiten
om een gevoel toe te laten) en ik heb daarom een andere
relatie tot deze dan de relatie die ik heb tegenover de
dingen in de wereld. Deze zaken hebben ook een aspect
van "dingheid": ik vertoon waarneembaar gedrag, ik heb
tranen, ik spreek gedachten uit of heb bepaalde
hersenactiviteit. Deze dingheid is echter nooit het
complete fenomeen: de mentale kant is niet exact te
lokaliseren in ruimte en tijd: waar en wanneer "zit" de
cognitie die mijn zelfvertrouwen beïnvloedt? Ook hier is
er een grens van kenbaarheid en beheersbaarheid: dit
gaat dan om de dingheid maar ook om het bewustzijn dat
ik heb. De gedachten die ik heb zijn mij nooit volledig
duidelijk op het moment dat ze zich voordoen en ik heb
al helemaal geen makkelijk toegankelijk inzicht in hun
oorsprong. Mentale activiteiten zijn processen die over
momenten heen spannen en die op één moment nooit
volledig aanwezig zijn. Ze moeten worden bewaard in de
aandacht om ze als gehele gedachte te kunnen vatten,
hierin is de aandacht als reconstructie van de gedachte
zelf weer van invloed op de gedachte. Door deze
dialectiek, waarbij de observator en hoe hij observeert
van invloed is op het geobserveerde, hebben mentale
activiteiten (ook gedrag) een specifiek transcendent
karakter.
4. Het ervaren van transcendentie. Het gaat hier niet om
de grens die wordt ervaren in het ervaren van datgene
wat transcendent is (1,2,3) maar de gewaarwording dat er
een grens is. Deze grens is dan zelf het fenomeen. M.i.
is dit het zijnsbegrip van Heidegger.
5. Dat wat ons beweegt, niet in hoe we dit begrijpen
maar in het ons laten bewegen. Om dit transcendentie te
laten zijn (d.w.z.: de betekenis die het voor ons heeft
niet te veranderen in een voorstelling) moeten we
niet het begrip hanteren omdat we het dan juist
verliezen. Het gaat hier om de praktijk van wat het
betekent om een eindig schepsel te zijn en dat waar wij
van afhankelijk zijn. Hier is een therapie voor te
ontwikkelen, een set oefeningen om deze transcendentie
te gebruiken, er op te drijven zonder er door verloren
te zijn. Slaap is overwoekering door transcendentie.
Optimaal functioneren, 'flow', 'topvorm', is een
toestand waarin de transcendentie is geharmoniseerd met
ons denken, voelen, handelen, zodanig dat er een eenheid
ontstaat: een niet-tegenover staand bewustzijn,maar een
somatisch gevormd zijn dat nog steeds volledig
somatisch, motivationeel is en tegelijk een eenheid
heeft in het bewustzijn zonder dat dat bewustzijn het
geestelijke leven volledig tegenover het motiverende,
het transcendente, plaatst.
Transcendentie: begripsanalyse door Peter Sloterdijk in
’het heilig vuur’
1. Transcendentie ontstaat door miskenning van het
langzame. Het gaat hier om generatieoverstijgende
ontwikkelingen. Wat we ontvangen uit lange geschiedenis.
Deze worden onterecht opgevat als voortkomend uit
bovenmenselijke krachten of intelligenties. De evolutie
is een antwoord op een aantal van deze miskenningen.
GNU: maar dan blijft het transcendent, bovenmenselijk,
bovenpersoonlijk en zeker niet direct kenbaar. De
antwoorden ontdoen de verschijnselen niet van hun
transcendentie.
2. Overschatting van het heftige. Aanvechtingen die zo
heftig zijn dat ze als iets externs,
transcendent, worden ervaren. Tymos,
berserkerwoede. 'Als oervorm van de endogene
openbaringservaring leidt de razernij als het ware tot
de natuurlijke religie van hen die in vervoering
raken.' Kan zowel explosief als implosief:
ompoling van de stressreactie in een
extatische afwijzing van zichzelf. Het verlies, de
onmogelijke situatie of de schande wordt als een
bovenmenselijke instantie gezien waar men zich aan over
geeft. Verdoeming, noodlot. Godsdiensten maken van het
stressmechaniek gebruik: kunstmatige grenservaringen,
angst, beven en onheilsprofetieen verzekeren inprenting
en de evocatie van een transcendente autoriteit waar men
zich tegenover moet schikken.
3. Overinterpretatie van het gebrek aan resonantie: de
onbereikbaarheid, afwezigheid van de ander waar die wel
wordt gehoopt/ gevoeld. Het zoeken van de ander wat stuk
loopt op de onafhankelijkheid van die ander. Een
vruchtbare vorm van transcendentie dat mensen leert om
te gaan met een partner die niet valt te manipuleren.
4. Miskenning van de immuniteitsfuncties. Rituelen om
chaos te overwinnen: deze laten zien hoe je verder kunt
als je menselijkerwijs niet meer verder kunt. Verwerken
van storingen in het systeem (bv dood, wanorde,
toeval)of neiging tot excessen te kanaliseren. Heeft wel
vaak universele aanspraak en (ver)vormt daarmee, als
taaldaad, het wereldbeeld. De pragmatische gezindheid
heeft genoeg aan het feit dat iets helpt, de
geloofsijver stelt dat waarheid alleen toekomt aan
datgene wat algemene onderwerping mag eisen.
4b. De vernieuwde natuurlijke historie van de godsdienst
denkt niet vanuit menselijk gebrek maar surplus door
samenkomst en taaldaden. Surplus aan bewustzijn,
overreacties op de wereld en het zelfbegrip.
5. De voorstelling van iets groters dan mezelf.
Verticale spanningsveld. Het eigen vorm van
transcendentie van de intelligentie. GNU: is dit alleen
maar een voorstelling, een constructie? Is
transcendentie in deze zin niet ook het denken van
transcendentie als het begin van zelfbewustzijn: door
iets buiten zichzelf te denken komt de mens in een
andere verhouding met de wereld en zichzelf. wordt
waarheid een principe, een leidmotief, een principe.
6. De plaats van dat wat er niet meer is (m.n. de
doden). In de verbeelding krijgt transcendente vleugels
als we ons voorstellen waar dat is wat grote betekenis
heeft als het er niet meer is. Dit is ook de symbolische
orde: de realiteit, virtualiteit van dat wat niet is
maar wel reëel is voor de nabestaanden.
7. Openbaringen. Boodschappen van hogere orde.
Belangrijk: de echtheidskenmerken. De plaats van
herkomst van (te) sterke boodschappen om uit iemands
eigen systeem te komen. Feodale verhoudingen: passief
leenheerschap. Komt onder druk door de wending naar het
subject waardoor de activiteit van de geest en de
hersenen onvermijdelijk lijken bij elk fenomeen.
Massacultuur is een vorm van contrarefoematie waarin men
een nieuwe passiviteit en ontvankelijkheid propageert:
verlangen naar overweldiging
Transcendentie in de oudheid: het buiten van de wereld
In de moderne tijd: buiten het kensubject
Postmoderne tijd: buiten de cultuur, media.
Transcendentie is dan het nog niet immanente.
Transcendentie in de islam: pas door volledige expressie
van het subject, die zichzelf daarmee blootlegt in de
wereld en zich ontplooit, ontmoet deze een buiten: is
dit zijn eigen grens of is dit de transcendentie die pas
als het subject zich aan hem meldt, hij zich meldt? Of
is het subject dan zelf helemaal werkelijk en "buiten"?
|
|