Over de koudeinvasies

De grote koudeinvasies (de dood van God, het einde van de mens, de ontmaskering van de vrije wil) hebben een belangrijk gemeenschappelijk kenmerk. De argumenten van de betreffende koudeinvasie tegen een “illusie” zijn namelijk van “naturalistische” aard.

Naturalisme kan veel dingen betekenen: het staat voor een stroming in de kunst, maar ook voor een stroming in de filosofie en wetenschap. Letterlijk betekent het woord zoiets als “als de natuur”, waarbij “natuur” de direct waarneembare werkelijkheid inhoudt. In de kunst staat naturalisme voor ongekunsteldheid in het weergeven van voorwerpen en mensen.

In de filosofie en wetenschap betekent naturalisme dat de werkelijkheid wordt gezien als in essentie materieel: alles moet worden beschouwd voor zover het iets tastbaars is, voor zover het als voorwerp kan worden  beschouwd.

In het geval van God betekent dit dat als we God niet kunnen relateren aan iets in de direct waarneembare werkelijkheid, God tot een zinloos begrip wordt verklaard.

Het naturaliseren van complex menselijk gedrag, cultuur of geestelijke vermogens kan door deze te beschrijven en verklaren in termen van DNA, hersenactiviteit of evolutionaire principes. Hier kan natuurlijk de vraag gesteld worden of DNA of evolutionaire principes wel direct waarneembaar zijn. Gennaturalisten of evolutienaturalisten zouden op deze kritiek waarschijnlijk antwoorden dat genen of evolutie in ieder geval concepten zijn waarmee gedrag in ieder geval uiteindelijk in termen van directe waargenomen dingen kan worden uitgelegd.

In geval van het einde van de mens (of: het einde van het humanisme, het einde van het centraal stellen van de mens) bestond de naturaliserende koudeinvasie uit de biologische herbeschrijving van de mens maar ook (volgens Sloterdijk) uit het verjagen van het medium van het boek door de elektronische massamedia. Hierdoor leven mensen niet meer in de intellectuele verbeelding maar in de ruis van de elektronische prikkeling op de digitale snelweg. De naturalisering is dan geen ideologie of een idee, maar het effect van massamedia: alleen dat bestaat wat ik denk of voel door prikkels uit de massamedia en de sociale media .

De koudeinvasie in de vrije wil betreft een naturalisering door het denken in oorzaakgevolg schema’s. Een variant hiervan is de neurologische reductie van de wil.

 

Wat is er aan waardevols verloren gegaan door de koudeinvasies?

Ten eerste de behaaglijkheid van begrippen als God, de mens en de vrije wil. Hiermee werd ons mensen een prominente plek onder zon toegewezen, waar we uitverkoren, superieur maar ook ons een eeuwig bestaan toematen. Met deze begrippen deden mensen aan een vroege vorm van “klimaatpolitiek”: mensen bekleedden en bezwoeren de werkelijkheid met deze begrippen, om een geestelijke woning in de koude kosmos te creëren. Het is waard hier op te merken dat deze begrippen zelf, zeker voor wat betreft sommige invullingen, zelf ook al als naturaliseringen te zien zijn. “God” als een concreet opperwezen te begrijpen, met menselijke bedoelingen en zichtbare daden in de wereld, betekent God als een ding, een macht in de wereld te zien! De vrije wil en de ziel te zien als daadwerkelijk bestaande entiteiten, die bestaan los van het lichaam (in een hiernamaals bijvoorbeeld) is een vorm van naturaliseren.

Er zijn echter ook niet-genaturaliseerde opvattingen rond God, de mens en de vrije wil. Filosofen als Immanuel Kant, maar ook recent, Roger Scruton, wijzen hier op. In deze visies zijn begrippen als God, de mens en de vrije wil geen “dingen” die al dan niet concreet bestaan, maar drukken ze de geestelijke en sociale werkelijkheid van mensen uit. Deze werkelijkheidmoet streng worden onderscheiden van de materiële wereld, die onderwerp van de natuurwetenschap (en daarmee van naturalisering) hoort te zijn. Wij mensen leven voor een belangrijk deel namelijk in een wereld van symbolische vormen. Dit zijn betekenissen die voor ons van vitaal belang zijn, maar die niet aangewezen kunnen worden in de natuur. Denk bijvoorbeeld aan verkeersregels: als ik autorijd leef ik in de mogelijkheden en onmogelijkheden die verkeersborden en tekens mij geven. Dit wordt mijn werkelijkheid op het moment dat ik op de weg ga. De linkerstroken zijn een vanzelfsprekende “no-go area”. De verwijzingen naar deze regels spelen zich in een symbolische, virtuele (dat wil zeggen: wel werkzame, maar niet fysiek bestaande), dimensie af. Hetzelfde geld voor de vrije wil, of de ziel. Mensen hanteren deze begrippen om moreel besef te hebben, om anderen te kunnen ervaren als iets anders dan “dingen”, om de werkelijkheid een veld van sociale betekenissen te maken.

God (Scruton zegt: het “heilige”) heeft een vergelijkbare functie. Dit begrip helpt, volgens Scruton, de wereld te structuren in hiërarchieën van functie, belang en waarde. Scruton voegt hier trouwens nog een ander begrip aan toe: schoonheid. Schoonheid is, net als vrijheid, het heilige en de mens, van vitaal belang voor de wijze waarop mensen zich thuis voelen in de wereld. Ook schoonheid is volgens Scruton ten prooi gevallen aan een koudeinvasie, namelijk die van de obsessie met vooruitgang en grensoverschrijding in de kunst. Het resultaat is dat wij tegenwoordig leven in lelijkheid (dit betreft omgangsvormen, muziek, kleding, architectuur en beeldende kunst).

 

Hier lijken we de grens te hebben bereikt van hoe ver de koudeinvasies mogen gaan. Zijn ze de grens al over gegaan? Zijn dit inderdaad de grenzen waar de invasies moeten stoppen?