Dit stuk zal een aantal aspecten van het atheïsme behandelen.

We doen dit door, aan de hand van een Ted-talk door Alain de Botton, een redelijke variant van het atheïsme op het toneel te voeren.

Vervolgens  gaan we in op wat secularisme is, gebaseerd op een analyse van Charles Taylor.

Tenslotte geef ik een beknopt overzicht van alle denkposities ten opzichte van God in het nu.

 

Inhoud

1.     Alain de Botton: religion 2.0: een redelijk atheïsme. 1

2.     Wat is seculariteit?. 5

3.     De theorieën over de vervanging van God.. 8

 

 

1.     Alain de Botton: religion 2.0: een redelijk atheïsme

Naar aanleiding van Alain de Botton over Religie 2.0:

http://www.ted.com/talks/alain_de_botton_atheism_2_0.html

 

Gedachte 1:

Atheïsten uit Oxford menen: “geloven is geloven in een illusie, een sprookje”.

 

De atheïsten uit Oxford: de sceptische intellectuelen. Waarheid is voor hen overeenkomst met de waarneming. God kan niet worden waargenomen, dus: God bestaat niet. Dus geloof is een illusie.

Concepten die geen realiteit hebben volgens deze, wetenschappelijke, waarheidsopvatting zijn dus niet relevant. Geloof wordt gereduceerd tot een opvatting, een theorie over de werkelijkheid. Deze theorie klopt dus niet. Dat geloof of religie ook een functie in een samenleving kan hebben wordt niet gezien. Er is alleen maar de globale samenleving van rationele, theoretische mensen, hoewel ze door AdB in Oxford worden gesitueerd. Hij doet dit m.i. om te late zien dat ook deze opvatting afhankelijk is van lokale gebruiken en zelf een “geloofsgemeenschap” is.

 

Mens: onbeslist, neigend naar individu?

Methode: analytisch

Taal: nominalistisch

Waarheid: reductionistisch

Samenleving: progressief

 

Gedachte 2:

Alle aspecten van religie hangen niet aan de inhoud van het geloof.

 

Religie bestaat uit: doctrines (opvattingen over het bovennatuurlijke) maar ook uit gewoontes, kunst, kennis en meer. Met het niet delen van de inhoud (geloof in God) hoeft de rest niet per definitie weggegooid te worden.

 

Mens: sociaal (individu heeft voor ontwikkeling de gewoontes van anderen nodig)

Methode: synthetisch (verbinden: geloof met religie, samenleving, opvoeding,…)

Taal: nominalistisch (religie los van specifieke betekenis in andere context praktisch gebruiken)

Waarheid: hermeneutisch (geloof en religie onderscheiden en niet tot elkaar reduceren)

Samenleving: onbeslist: religie niet alleen i zijn authentieke oorsprong plaatsen (progressief) maar toch de nadruk op het belang van een onderhouden samelnleving met tradities.

 

Gedachte 3:

De seculiere wereld zit vol gaten

Wat is dan de “rest” van religie, dat we niet willen weggooien en wat hebben we daar aan? AdB stelt een aantal gebieden vast in de seculiere wereld, waar lacunes zitten en waar religie ons iets te melden heeft.

 

1.     Onderwijs is tegenwoordig vooral gericht op overdracht van informatie of specifieke economisch relevante taken.

Achterliggend ideeën:

a.      Elk mens is een rationeel wezen, die zelf wel uit vindt hoe te leven.

b.     Over troost, levenswijsheid en moraal kun je niets zinnigs zeggen, want is niet empirisch te bewijzen of vast te stellen, dus is niet relevant of overdraagbaar.

c.      Onderwijsmethode is gebaseerd op mededelen en het zelflerend vermogen

Religie laat echter zien:

d.     De mens is als een kind: beperkt, onwetend en hulpbehoevend. Cultuur is een zeldzaam middel om hierin te ondersteunen.

e.      Troost, levenswijsheid en moraal zijn vaardigheden waarin je voorbeelden moet laten zien, regels en grenzen moet aangeven. Mensen hebben hier een diepe behoefte aan.

f.       Leren door repeteren.

 

2.     Organisatie van tijd: hier wordt in een seculiere wereld vaak te makkelijk over gedacht. We plaatsen ons niet in de tijdsorde maar menen dat als we iets moeten doen, dit wel op ons pad komt. Hierdoor brokkelen gewoontes, kennis, sociale en mentale cohesie af.

 

Religie geeft ons een kalender waarin onze behoeften en plichten in een structuur geplaatst worden waardoor ze makkelijker zijn te doen, betekenissen aanwezig blijven (zoals heiligendagen, feestdagen), waardoor alle aspecten van het leven in harmonie blijven (zoals carnaval, vastentijd, afsluiten, beginnen van jaren, herdenken van doden). Hier geeft de regelmaat betekenis, continuïteit, verantwoordelijkheid en geborgenheid.

 

3.     Ervaring als inzicht: Oxfordiaanse reductionisten accepteren alleen waarneming als criterium voor waarheid. Waarnemingen zijn enkelvoudige observaties waarmee feiten zijn vast te stellen (“het schaap is wit”). 

Religie leert ons dat ervaringen ons veel diepere inzichten, over onszelf en onze positie in de wereld en de tijd kunnen geven. Ervaringen zijn doorleefde situaties. Door te kijken naar de maan, ons te begeven op een pelgrimstocht of voor het altaar te knielen en te bidden, zijn we op een andere manier in staat naar onszelf, anderen en de wereld te kijken. Dit is inzicht zonder informatie, maar door ervaring.

 

4.     Goed spreken: de evangelische preek overtuigt door herhaling, geestdrift, opbouw en dramatiek. Het publieke wordt gedwongen een emotionele en spirituele keuze te maken: ga ik mee in de beleving van de spreker en beleef de wereld zoals die vanuit die beleving zich toont?

Een lezing, het model van seculiere onderwijskunde, is een schrale vertoning waarin de ideeën van inzicht door informatie en de rationele luisteraar leidend zijn.

AdB pleit voor een atheistische2.0 preek: waarin levenskennis door de techniek van de preek wordt gebracht: hierdoor wordt de wereld van de spreker toegankelijk voor de luisteraar (red.).

 

5.     Fysieke ervaring als onderbouwing van een idee of psychisch proces. In de seculiere wereld wordt de overtuiging steeds sterker dat we “onze hersens zijn”. Verwant hiermee is het oudere idee dat we “onze geest zijn”. Gevolg hiervan is dat complexe psychische processen (zoals rouw, vergeving, teleurstelling, schaamte) als cognities of toestanden van onse hersenen worden gezien. Dit is veel te beperkt. Mensen hebben hierdoor een te beperkt instrumentarium om deze processen te kunnen uitvoeren.

In religieuze praktijken en leerstellingen wordt er al sinds jaar en dag  vanuit gegaan dat hier ook het lichaam een rol moet spelen. Vergeving, rouw en schaamte moeten vergezeld gaan van baden, offers, pelgrimstochten, op de grond vallen, het hoofd neigen, de handen sluiten, het hogere aanroepen.

 

6.     Kunst in een seculiere tijd sluit de betekenis en ervaring van kunst op in abstracte ontwikkelingen om de ontwikkelingen (vernieuwing om de vernieuwing), kunt om de kunst zonder enige relevantie daar buiten. Dit is zonde: kunst is een spel van betekenissen en werelden, die ons in staat stelt onze eigen wereld te verrijken. Kunst wordt met deze praktijk steriel gemaakt.

Kerken gebruiken kunst om ons typische situaties te laten zien van  liefde en angst (alle belangrijke menselijke emoties en deugden). Dit is een “oefening” in emoties zoals Martha Nussbaum dat noemt (red.). Kunst is dan propaganda in de goede zin des woords: als herinnering, activering , bewaren en verrijken van de menselijke wereld (is niet de Oxfordiaanse wereld).

 

7.     Seculiere spiritualiteit leidt tot depressie. De typische spirituele leidsmannen (de zorgers voor onze ziel, wat dat ook maar is) in een seculiere wereld (de therapeuten en dichters) doen hun werk in eenzaamheid: ze worden niet gedragen door instituties omdat deze dit niet als hun taak zien. Gevaar hiervan is dat er geen effect uit gaat en dat daarmee het volk spiritueel verarmt of ten prooi valt aan charlatans.

Kerken zijn te zien als multinationale organisaties die geen winstoogmerk hebben maar spiritueel, maatschappelijk en sociaal werk bestendigen, ondersteunen en uitdragen. Dit wordt nu node gemist. Filosofen, dichters en therapeuten zouden zich dit model mogen aantrekken.

 


 

 

2.     Wat is seculariteit?

 

Naar: Een seculiere tijd, Charles Taylor, Inleiding

 

Charles Taylor rekent zich nog steeds tot de gelovigen. Hij zal daarom al afhaken bij de eerste denkstap van de Botton, namelijk dat de inhoud van geloof, God, niet meer relevant is. Voor Taylor is dit niet vanzelfsprekend. Voor hem zijn de gewoontes en de in religie opgeslagen levenswijsheid niet zo maar los te weken van geloof in God.

 

Vergeleken met Alain de Botton beschrijft Charles Taylor religie op een geheel andere manier. Waar Alain de Botton pragmatisch kijkt naar wat er door een niet-gelovige uit religie kan worden hergebruikt, stelt Taylor zich eerst de vraag wat we eigenlijke bedoelen met secularisatie en daarmee: wat we bedoelen met geloof, godsdienst, samenleving en God. Hij inventariseert systematisch de mogelijke verschillende denkbeelden en de vooronderstellingen daarachter.

Ik geef hier de belangrijke gedachten uit het stuk van Charles Taylor. Ik heb mijn eigen commentaar cursief gemaakt.

 

Betekenis 1: Scheiding van kerk en staat.

Deze betekenis van seculariteit verwijst naar een historische ontwikkeling die onmiskenbaar is: in Europa hebben  de kerk en de staat af en toe op zeer gespannen voet gestaan. De geschiedenis van het Christendom is vanaf het begin af aan niet lost te zien van de relatie die zij heeft gehad met machthebbers. Keizer Constantijn bekeerde zich in de 4e eeuw tot het Christendom waarmee in feite het Christendom de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk werd. Vanuit de politiek werd vervolgens veel invloed uitgeoefend op de de vorm van de Kerk van Rome, die in feite de machtsstructuur van het Romeinse Rijk overnam en deed voortleven na het instorten van het Rijk. Daarna waren er perioden van grote spanningen tussen Koningen, Keizers en het hoofd van de Kerk, de paus. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de scheiding tussen kerk en staat, dat wil zeggen: dat de staat en de politiek niet per definitie door één kerk werden gedomineerd. Dit is nog steeds niet volledig gebeurd: in Engeland is het staatshoofd bijvoorbeeld nog steeds het hoofd van de Anglicaanse kerk en zelfs in Nederland is het vrijwel ondenkbaar dat het staatshoofd zelf NIET Nederlands hervormd is.

Volgens Taylor worden met dit politieke begrip van secularisatie niet alle aspecten van secularisatie recht gedaan.

Gedachten:

1.     Niet-seculiere samenlevingen: de politieke organisatie van de samenleving is:

a.      verbonden met ,

b.     gebaseerd op en

c.      gewaarborgd door

God.

 

2.     Seculier:

a.      religie is een privézaak.

b.     Politieke samenleving is van alle gelovigen: geloof is geen bindende factor.

3.     Niet-seculier: in elke politieke activiteit kun (zul) je God tegenkomen. Dit hangt sterk samen met 1a, b,c: waar mensen samenkomen ervaren ze de samenkomst als ook een samenkomst met God (1a), de samenkomst vindt plaats op een manier die voortkomt uit religieuze voortstellingen, waarden en regels (1b). De samenkomst wordt als “heilig” ervaren. Overtreding van regels is een “bezoedeling”, et cetera. Daarnaast zorgt de aanwezigheid van God en zijn macht (en wraak!) er voor dat de deelnemers extra redenen hebben deel te nemen en zich te houden aan de mores van de club (1c).

4.     God is: de God van Abraham. Deze is van cruciaal belang en dit dringt onmiskenbaar tot je door als je in een middeleeuwse samenleving leefde. Een historisch geworteld geloof heeft specifieke voorstellingen van God en is dus geen “ietsisme” . Religie en geloof verbinden generaties door overgedragen voorstellingen, teksten, instituties, waarden en gewoonten.

5.     Dit (4) gold in grote delen van de geschiedenis voor vrijwel elke vorm van organisatie (parochie, lokaal en niet-lokaal bestuur, gilden, leger).

6.     Ritueel leven was niet pro forma. De betekenissen, verhalen, normen en waarden waren voor iedereen vanzelfsprekend en van waarde. Je doet het niet gedachteloos. In latere ontwikkelingen van het Christendom gebeurde dit wel, iets dat de reformatie in gang heeft gezet: de kritiek van Luther gaat o.a. over het pro forma zijn van gebruiken.

7.     Religieuze feesten waren de enige vormen waarop de samenleving zich in al haar componenten aan zichzelf kon manifesteren. Religie functioneert in een niet-seculiere samenleving als de hoeder van de samenleving. Niet alleen doordat het voorschreef maar ook omdat het de enige manier was, het medium was, waarmee mensen samenkwamen om het samenkomen.

8.     In archaïsche samenlevingen gaat de verwevenheid van religie en samenleven nog verder: deze zijn vaak niet eens meer te van elkaar te scheiden.

a.      religie is overal

b.     religie en samenleving hebben niet elk een van elkaar gescheiden domein.

9.     Seculiere samenlevingen: openbare ruimten zouden zijn ontdaan van God of elke verwijzing naar een ultieme werkelijkheid.

a.      normen en waarden bevinden zich in de rationaliteit van de betreffende ruimte van het handelen:

b.     verwijzen niet naar iets daarbuiten en verwijzen op heldere, afleidbare en inzichtelijke manier naar  iets binnen dezelfde ruimte: maximale winst, woekerrente, de bakker bakt een goed brood om een goede bakker te zijn, niet omdat hij beoordeelt wordt naar een hogere maatstaf. Een bepaald terrein, bijvoorbeeld economie, handel of kunst, heeft eigen regels, een eigen dynamiek en hoeft zich niet te verantwoorden aan iets buiten zichzelf. In een religieuze samenleving moet alles zich verantwoorden tegenover het Hogere.

10.    Seculariteit in deze zin sluit nog niet geloof uit. Er zijn geseculariseerde samenlevingen in deze zin waar nog door een groot deel van de bevolking fanatiek geloof wordt beleden.

 

Betekenis 2:  suculariteit is afstand nemen van religieuze overtuigingen

Taylor besteedt weinig aandacht aan deze variant. Achter deze betekenis gaat de gedachte schuil dat al onze voorstellingen, ook religie en geloof vallen hier dan onder, niets anders zijn dan uitspraken over de wereld. “Wetenschap” heeft hierin de laatste eeuwen het laatste woord gekregen, dus blijken geloof en religie achterhaald. Taylor vindt dit een verschraling van de gehele context en mogelijke betekenis van geloof en religie.

 

Gedachten:

1.     Seculariteit bestaat uit afstand nemen van:

a.      religieuze overtuigingen

b.     religieuze beoefening

c.      god

d.     de kerk (het gebouw en het instituut)

2.     De voorstelling van deze variant van seculariteit gaat vaak vergezeld van nostalgie of opluchting.

Geloof of religie worden ervaren als fasen in een ontwikkeling die wanneer zij eenmaal zijn doorlopen, noodzakelijk achtergelaten worden. Het “afstand nemen” duidt de ervaring dat men zich moet ontworstelen en niet kan volstaan met alleen een nieuw inzicht of een andere ervaring om geseculariseerd te zijn  maar dat er psychologische, sociologische en maatschappelijke structuren moeten worden “uitgebannen”. Deze zitten dus dieper en zijn omvattender dan alleen meningen of het aanhangen van een voorstelling.

 

Betekenis 3: geloof in God is één mogelijkheid naast andere

1.     De omstandigheden van geloof staan in deze betekenis centraal en niet de inhoud de inhoud (betekenis 2) of de plaats die religie heeft (betekenis 1).

2.     Niet-seculariteit: waar geloof niet ter discussie staat. Waar geen andere mogelijkheid lijkt te zijn dan te geloven. De vanzelfsprekendheid van geloof is dus in een seculiere samenleving afwezig.

3.     Er zijn alternatieven voor geloof. Wat zijn deze? Als je stelt dat er alternatieven voor geloof zijn, heb je het dan niet over seculariteit in betekenis 2: waar afstand genomen is van geloof omdat er iets anders is (b.v. wetenschap of een ideologie) waar je heen kunt? Het antwoord hierop luidt:

4.     Seculariteit omvat de totale context van interpretatie waarbinnen onze morele, spirituele of religieuze ervaring en onze zoektocht zich voordoen.

a.      Expliciet: ideeën zoals die geuit worden

b.     Impliciet: de “pre-ontologie”. Hiermee bedoelt Taylor mijns inziens de grondervaring van waaruit we denken en voelen. Deze grondervaring is ons niet geheel bewust en wordt beïnvloed door grotere bewegingen. Edmund Husserl (1859 -1938) heeft het in deze zin over “waarheid”: waarheid is de richting waarin ons denken zich bevindt. Deze richting bepaalt wat we als waar ervaren en wat we vanzelfsprekend vinden.

De richting wordt bepaald door gebeurtenissen en culturele bewegingen en niet zozeer door rationele discussie. We hebben dus niet per definitie een steeds beter begrip van de werkelijkheid. Waarheid wordt volgens Husserl “gesticht” en niet gevonden. We leven in een bepaalde basisinterpretatie van de werkelijkheid en deze richt ons kijken, denken en voelen. Geloof of religie heeft wat dit betreft dus zijn tijd gehad en is niet meer de dominante bepalende macht. Wat is dat dan wel? Welke niet-religieuze waarheid of waarheden bepalen onze horizon tegenwoordig?

 

 

Samenvatting

Taylor meent dat betekenis 1 (scheiding van kerk en staat) een externe omstandigheid duidt. Het gaat dan om de gespannen relatie tussen kerk en staat die vanaf het historische begin van het Christendom heeft bestaan. Deze heeft mogelijk een grote invloed gehad op de secularisering maar kan zelf niet gelijk gesteld worden met secularisering.

Betekenis 2, het door individuen opgeven van geloof, is dan meer een gevolg van secularisering. Betekenis 3 probeert secularisering te treffen vanuit de secularisering zelf: betekenis 1 en 2 zijn buitenperspectieven, betekenis 3 is het binnenperspectief van secularisering.  Het gevaar van het vereenzelvigen van betekenis 2 met secularisering zelf is dat daarmee impliciet de gedachte meekomt dat secularisering het gevolg is van een rationele afweging en het historisch noodzakelijke resultaat: vroeg of laat zal iedereen verlicht raken en seculariseren. Als gelovige is dit niet zo maar acceptabel voor Taylor, maar in betekenis 3 geeft hij handvaten om secularisering ook te vatten in negatieve effecten. Taylor hanteert een hermeneutische methode, die beducht is op reductionismen en die een fenomeen zo breed en vanuit zoveel mogelijk perspectieven wil begrijpen.

 

 

Volgende keer: door welke waarheid is de religieuze waarheid vervangen?

Tekst: de geschiedenis van de wetenschap door G.T. Numan

 

3.     De theorieën over de vervanging van God

Wat zijn de bekende theorieën over de waarheid, de “pre-ontologie”, die de godsdienst heeft afgelost? In welke waarheid leven we nu?

Ik neem hier als leidraad de assen van het denken zoals die in de bijlage staat.

Dit is een mooie kapstok. Het blijkt dat als we de belangrijkste assen nemen en we gaan op zoek naar denkers die vanuit deze intuïties een theorie hebben gevormd over onze huidige tijd dat we een aardig representatief beeld krijgen van de hedendaagse filosofische stromingen.

 

Ik geef hier onder een aantal schetsen (vergeef me de beknoptheid):

1.     Sociaal/ Analytisch/ Nominalistisch/ Hermeneutisch/ conservatief. Taylor: het poreuze zelf wordt afgelost door het gesloten zelf. Het zelf van voor de Renaissance is poreus: de werkelijkheid en het zelf zijn twee bereiken die in elkaar overvloeien. Mensen leven dan nog in een “betoverde” werkelijkheid waarbij gedachten en gevoelens niet exclusief die van mij zijn, maar de influisteringen vanuit de wereld buiten mij.

In de Verlichting wordt het ideaal van zelfbeschikking (mondigheid) dat in de Renaissance zijn eerste uitdrukking had gekregen verder ontwikkeld en is het een “volledig” zelf: waarbij het individu en zijn ontplooïng als recht én verantwoordelijkheid wordt gezien. In de Verlichting wordt de eigen geestelijke huishouding als een eigen rijk gezien, waar het zelf of ik heerst. Het schepsel uit de Bijbel wordt een burger, waarbij de samenleving een contract is tussen de burgers. Volgens Taylor is het individualisme van de Verlichting, dat het individu verplichtte om zichzelf te ontwikkelen en een betekenisvolle plaats in te nemen in de samenleving, verarmd. Het hedendaags individualisme heeft van de plicht tot zelfontplooiing narcisme en atomisme gemaakt. Het zelf heeft zich te veel gesloten.

2.     Individueel/ synthetisch/ hermeneutisch/ essentialistisch/ conservatief. Husserl/ Heidegger: mathematisering/ techniek. Onderliggende structuur: waarheid wordt gecreëerd, niet gevonden. Maar zin en betekenis is altijd een terug betrekken op de primaire wereld, primaire, eerste en onveranderlijke betekenissen (leefwereld, zijn). Deze zijn nu vergeten en bedolven onder de machinerie van onderzoek, techniek, economie en zinloze informatie.

3.     Individueel/ Hermeneutisch/ nominalistisch/ progressief. Derrida: waarheid is een continue strijd tussen verschillende pre-ontologieën die steeds voor De Waarheid worden aangezien maar die hier steeds aan ontglippen. Er is een permanente ontmaskering en virtualisering gaande. Deze versterkt zichzelf. Dit is echter de enige weg. Onderliggende idee: betekenis wordt gecreëerd, maar de creatie is zelf weerbarstig en heeft zijn eigen “dynamiek”.

4.     Individueel/ Hermeneutisch/ essentialistisch/progressief. Sloterdijk: we leven in een tijd van explicitering en mobilisering: alles wordt “openbaar” gemaakt in de vrije markt van media en informatietechnologie. De grote revolutie is de wereldomspanning geworden: niets lijkt de menselijke blik nog te kunnen ontgaan en te mogen ontgaan. Belangrijke betekenissen kunnen niet meer symbolisch worden verpakt en bewaard. De uitdaging is dat de mens hierin steeds weer een nieuw huis moet maken waarin menselijkheid opnieuw wordt gedefinieerd. (Sloterdijk noemt dit: klimaatpolitiek omdat het menselijk huis tegenwoordig de hele wereld betreft). Dit is een hachelijke zaak omdat bestialisering op de loer ligt.

5.     Sociaal/ Hermeneutisch/ nominalistisch/ progressief. Rorty: het deconstrueren van de Ene Waarheid, de Ene God geeft chaos maar is de enige manier naar oprechte solidariteit. Grote Ideeën staan namelijk menselijkheid in de weg.

6.     Sociaal/ Hermeneutisch/ essentialistisch/ conservatief. Ortega y Gasset/ Scruton: opstand der horden/ banalisering/ van verticale naar horizontale werkelijkheid. De menselijke gemeenschap bestaat bij de gratie van directe relaties en hoge cultuur. Deze staan nu onder druk: in de globale, populaire cultuur wordt alles omlaag gehaald wat deze intieme betekenissen hoedt: ontwortelde individuen zijn steeds minder in staat zichzelf te remmen in direct genot of sensatiezucht en deinen mee op wereldwijde resonanties in plaats van zich te bekommeren om cultuur, vorige of volgende generaties .

7.     Individueel/analytisch/ nominalistisch/ progressief. Russell: wetenschap doet wat religie had moeten doen. De mens kennis geven over zichzelf en middelen verschaffen beter, rijker en langer te leven. Onderzoek en toetsing zijn effectiever dan speculatieve omvattende voorstellingen. De problemen die door wetenschap en technologische ontdekkingen ook zijn ontstaan (vervuiling, overbevolking, oorlog, afhankelijkheid van beperkte grondstoffen) zijn alleen door wetenschap op te lossen.